[nl/en]

De sculpturen van Theo Konijnenburg laten zich raden. Dat is fijn, dan is er werk aan de winkel. Althans, zo werkt dat voor mij, niet om te duiden of te categoriseren maar om te bevragen, zonder daarbij het ’aura’ van het werk zelf in te vullen. De kracht van een kunstwerk zit hem ook in de onverklaarbaarheid ervan. Tenminste, zo werkt dat voor mij, als liefhebber van het subliminale.

Veel valt er dan niet over te vertellen zou je zeggen, hieronder toch een poging.

Verhouding

In het werk van Theo spelen verhoudingen een centrale rol. Zijn sculpturen worden vaak per onderwerp, naast uitvoering in materiaal, in verschillende schaalgroottes gepresenteerd. Een belangrijk aandachtspunt binnen zijn installaties is de manier waarop de werken zich verhouden tot elkaar én tot de tentoonstellingsruimte. De opstelling en afmetingen van zijn driedimensionale werken bepaalt Konijnenburg daarbij op associatieve wijze.

De expositieruimte van Atelier 21, zelf een Rijksmonument, draagt van nature al veel dynamiek en karakter in zich, in contrast met een meer museale, neutrale omgeving. Hoewel volgens Theo de ‘white cube’ niet bestaat, hij zegt daarover: “Er is altijd wel iets waartoe je je kunt verhouden, ook in een white cube. Al is het maar een stopcontact of een ander detail in de ruimte.”

Tijdens de tentoonstelling bij ons zal ook zijn iconische platenspeler (een werk dat zich inmiddels heeft ontwikkeld tot een signatuur binnen zijn oeuvre) te zien zijn, ditmaal in een geheel nieuwe uitvoering.

Schijnbare functionaliteit

Een andere terugkerend element in het werk van Theo is functionaliteit; zijn sculpturen lijken bruikbaar maar zijn dat niet. Collectie DE.GROEN (Arnhem), waar zijn werk is opgenomen binnen de collectie, schreef erover: “Met ieder object dat hij maakt ontneemt hij de oorspronkelijke functionaliteit van dat betreffende object. Op zijn stoel kun je niet zitten. Zijn radiator geeft geen warmte. Zijn pick-up speelt geen platen af.”

In aansluiting daarop zou je kunnen zeggen: hij haalt een gebruiksvoorwerp uit de gewone functionaliteit door alleen het uiterlijke voorkomen, de buitenste grens, het ontwerp te reproduceren. Vaak ook in een ander materiaal waarmee het oorspronkelijke industrieel vervaardigde massaproduct een herdefiniëring krijgt: het gekopieerde ondergaat een transformatie doordat het zijn functionaliteit verliest. Het oorspronkelijke doel van het gebruiksvoorwerp wordt nutteloos en de reproductie manifesteert zich als een autonoom kunstwerk; namelijk een uniek handgemaakt voorwerp. Dit in tegenstelling tot het bijna onzichtbare voorkomen van het massaproduct.

De voorwerpen zijn overigens voor Theo zelf, door hun zeer algemene en veel voorkomende verschijningsvorm, niet onzichtbaar. Het zijn visuele herinneringen (en daarmee autobiografische werken) verbonden met zijn vroege jeugd of meer recente ervaringen, omgezet naar vormgeving en ontwerp.

Van readymade tot nieuw aura

Twee namen die bij mij opkomen in relatie tot het werk van Theo Konijnenburg zijn die van kunstenaar Marcel Duchamp en filosoof Walter Benjamin. Beiden gaven zij een nieuw perspectief op kunst in de twintigste eeuw.

Duchamp (1887–1968) introduceerde begin twintigste eeuw de readymade: alledaagse objecten die, door de keuze en context van de kunstenaar, tot kunst werden verklaard. Duchamps meest bekende readymades zijn Fountaine (een porseleinen urinoir) en Bicycle Wheel (een fietswiel op een kruk, link). Net als Duchamp haalt Konijnenburg herkenbare voorwerpen uit hun oorspronkelijke context maar transformeert hij ze niet alleen tot autonome sculpturen, hij geeft er ook een nieuwe betekenis aan; de reproductie als artistieke daad.

In zijn essay Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid (1935) beschrijft Walter Benjamin (1892–1940) hoe moderne technieken zoals fotografie en film de mogelijkheid scheppen kunst eindeloos te kopiëren. Daardoor verliest het kunstwerk volgens hem het unieke ‘aura’: de bijzondere aanwezigheid in tijd en ruimte die het origineel onderscheidt van de reproductie. Konijnenburg keert dit proces om. Hij kiest juist voor het industrieel vervaardigde massaproduct, het object dat volgens Benjamin aura-loos is, en geeft het opnieuw vorm. Door het van zijn functionaliteit te ontdoen en het als sculptuur te presenteren, verleent Theo het een nieuwe uniciteit en zichtbaarheid.

Kunst is de kunst te voorkomen dat het kunst wordt

Wat kunst is lijkt een vraag die steeds moeilijker wordt om te beantwoorden in een wereld waarin inmiddels alles kunst kan zijn. De paradoxale uitspraak “kunst is de kunst te voorkomen dat het kunst wordt” nodigt uit om opnieuw na te denken over de betekenis ervan. Onstaat actuele kunst juist wanneer het zich onttrekt aan het label ‘kunst’? Een vorm van expressie die zich niet laat vangen, benoemen of institutionaliseren? Misschien ligt daar wel een nieuwe invalshoek: dat hedendaagse kunst weigert zich te laten vastleggen. Er een definiëring vanaf blijft glijden.

UITNODIGING

Met de finissage van deze tentoonstelling op zaterdag 25 oktober sluiten we ook het afgelopen seizoen af.

Welkom tussen 13:00 en 17:00 uur voor een drankje en culinaire tussendoortjes van het huis.

Theo Konijnenburg (1966) groeide op in Zierikzee en vloog uit op zijn 17de. Regelmatig nog op (familie)bezoek op Schouwen-Duiveland nu ook de hele maand oktober in Zierikzee terug met een expositie waar hij met zijn driedimensionale werken het seizoen afsluit in Atelier 21.

Konijnenburg woont en werkt in Arnhem, waar hij naast zijn kunstenaarspraktijk verbonden is aan het ArtEZ University of the Arts als docent Product Design.

BIO

afbeeldingen ©Theo Konijnenburg

tekst, Frans Blanker